Tijs van den Brink volgt op de voet elke trap die Robert Gesink doet. Als de renner van LottoNL- Jumbo wint, juicht de EO-presentator mee. In aanloop naar de Tour de France arrangeerden we een meet & greet. “Hoe doe jíj dat met het gezin?”
Tekst gaat verder onder de foto
Met zijn telefoon in de hand staat hij langs de kant, terwijl het peloton voorbij zoeft. De geconcentreerde blik verandert in een triomfantelijke als de renners weer uit het zicht zijn. In de pocket, zie je Tijs van den Brink denken. “Zag jij Robert trouwens?”
De journalist, radio- en televisiepresentator van de EO is in alle vroegte opgestaan voor een bezoek aan de Waalse Pijl. Of eigenlijk: een bezoek aan Robert Gesink, van wie Tijs al jaren een groot bewonderaar is. Hij heeft er werkzaamheden voor afgezegd, want ’s avonds zou hij in de radiostudio in Hilversum moeten zitten. Je bent een doorgewinterde fan of je bent het niet.
Gewapend met een fototoestel en zijn eigen racefiets – uiteraard van Bianchi, hetzelfde merk waar Robert op fietst – in de kofferbak ging het richting de start in Binche. Daar was nog even tijd om foto’s te nemen bij de bus van Team LottoNL-Jumbo. Vervolgens parkeerde Tijs zijn auto aan de voet van de Muur van Huy, deed zijn wielerkleding aan en pakte zijn fiets uit de auto. Liefst vier keer achtereen beklom hij de gevreesde ‘pukkel’ in het Belgische landschap met een maximale hellingsgraad van 21 procent. Het officiële parcours mocht hij niet betreden, dus nam hij de alternatieve, iets minder steile route naar boven, maar dat mocht de pret niet drukken.
Voor de finish van de profs heeft hij zich weer snel omgekleed. “Kom op Robert!” roept Tijs als hij aan zijn laatste meters bezig is. Hij eindigt op plaats vijftien. “Dat is voor nu prima, Robert is net terug van trainingskamp,” analyseert Tijs, “ik heb er alle vertrouwen in dat hij dit jaar nog heel mooie dingen gaat laten zien.”
Robert ‘Ik ging met een petje ver over mijn hoofd naar de supermarkt. Hoefde ik met veel minder mensen oogcontact te hebben’
Een paar uur later, na de massage en maaltijd, schuift Robert aan in de lobby van hotel Van der Valk in Maastricht voor deze speciale meet-and-greet.
“Ik volg Robert overal,” bekent Tijs.
“Dat heb ik meegekregen door de manier waarop je over me twittert,” zegt Robert lachend.
Tijs: “Als Robert aan de andere kant van de wereld fietst, zit ik zelfs ’s nachts weleens voor de tv. Verder zijn er van die vage internetlinkjes waarop je koersen als de Ronde van Baskenland kunt volgen. Zit ik in Hilversum op de redactie de uitzending voor te bereiden en loopt in een hoekje van m’n computerscherm de koers mee. Meestal is de finish tussen vijf uur en halfzes. Komt precies goed uit, want om halfzeven begint m’n uitzending. En ik volg nauwgezet wat Robert doet op Strava, op die app kan ik precies zien wat je hebt gedaan tijdens trainingen. Maar toen je op trainingskamp was, kon ik niet altijd je hartslag en wattages aflezen. Hoe zit dat?”
Robert: “Ik zet niet alles meer op Strava, Tijs.”
Tijs: “Daar was ik al een beetje bang voor…”
Robert: “Het liefst deel ik alles, ik heb niets te verbergen. Ik krijg ook vaak leuke reacties van mensen die me volgen op Strava. Mensen krijgen een goed inzicht van wat ik allemaal voor m’n sport moet doen en laten. Maar vanuit de ploeg is het me afgeraden, de concurrentie kijkt immers ook op Strava. We hebben veel geïnvesteerd in de trainingsaanpak en we proberen de trainingsvormen een beetje te beschermen.”
Tijs: “Ik snap het, maar als fan vind ik het jammer.”
Robert was twintig toen Tijs hem in het vizier kreeg. Het was 2007 toen hij zich als eerstejaars professional meteen liet gelden bij Rabobank.
Tijs: “Ik was fan van Michael Boogerd, maar hij had zijn afscheid aangekondigd. Dus moest ik op zoek naar een nieuwe wielerheld. En die had ik dus snel gevonden. Als jonkie reed Robert meteen heel goede uitslagen. In z’n eerste grote ronde, de Vuelta van 2008, werd hij zevende. Toen wist ik: dit is ’m!”
Robert knikt: “Het is snel gegaan, ja. Laatst wilde een jonge ploeggenoot weten hoe hij al die bidons het best in zijn shirt weg kon steken als hij water ging halen. Moest hij niet aan mij vragen, want ik mocht als jonge renner meteen die stap overslaan. Dat had ook te maken met het vacuüm dat er toen was binnen de Rabo-ploeg. Erik Dekker was gestopt, met Boogerd heb ik nog drie koersen gefietst; ik kreeg meteen de ruimte.”
Tijs: “Het mooie van Robert is: als hij zich ergens op heeft gefocust en hij blijft gevrijwaard van pech, dan weet je dat hij ook goed meedoet. Daarom is het fijn om supporter van hem te zijn.”
En als Robert niet goed rijdt, ben je dan chagrijnig?
Lachend: “Als ik veel van hem verwacht en het komt er niet uit, dan kan ik flink balen, ja. Maar dat vind ik best idioot van mezelf. Ik bedoel, ik ben een man van 46, dan kun je toch ook normaal doen? Weet je wat er ook mee te maken heeft? Voor mijn werk voor radio en tv ben ik heel erg met politiek bezig en moet ik erg neutraal zijn. Ik kan nooit zeggen wat ik stem, moet heel erg terughoudend zijn en mag mijn emoties niet te veel tonen. Bij sport hoef ik me niet in te houden. Ik kan ongegeneerd Robert steunen, me als een kind gedragen. En dat doe ik dan ook een beetje.”
Robert: “Het is niet altijd eenvoudig dat je, zeker in Nederland, zo goed bent als je laatste uitslag. Het is leuk om mensen als Tijs te spreken die de sport op de voet volgen, die er begrip voor hebben dat je ook maar een mens bent en dat het om welke reden dan ook af en toe even niet loopt. Dat is ook het mooie aan mijn kinderen, voor hen kan ik het niet verkeerd doen. Als ik terugkom van trainen, zegt mijn dochter Anne van vijf al: ‘Goed gedaan papa!’”
Is het lastig om, zeker tijdens de Tour, publiek bezit te zijn?
Robert: “Nou, het is zeker sinds de opkomst van social media niet altijd eenvoudig. Die constante stroom van informatie en meningen… Social media is een goede manier om de fans op de hoogte te stellen, maar de keerzijde merk ik ook soms. Neem Twitter. Dat is een makkelijke manier om iemand te bereiken die een bekende kop heeft. Dat herken jij vast ook wel.”
Tijs: “Er zitten echte gekkies tussen. Ik blok niemand, maar als mensen anoniem heel nare dingen twitteren over me, denk ik: laat gaan.”
Robert: “Dat is wel een gave, hoor. Ik heb heel veel moeite gehad om me daarvoor af te sluiten. Neem mijn eerste Tour, in 2009. Ik was 23 en moest door een valpartij uit de Tour stappen. De reacties luidden: ik kon de druk niet aan. Ik was zo’n beetje meteen afgeschreven. Daarna hadden mensen die ik nog nooit had ontmoet het op tv over mijn persoonlijkheid. Natuurlijk deed ik ook dingen fout, ik was soms misschien wat bot, of reageerde überhaupt niet. Maar om iemand meteen zo aan te pakken, vind ik ver gaan.”
Tekst gaat verder onder de foto
Tijs: “Een sporter is nog zo jong als hij in de schijnwerpers komt. Ik was 34 jaar toen ik Knevel & Van den Brink ging presenteren. Na de eerste uitzending peilde ik op internet de reacties… Het was net een open riool, de vreselijkste dingen werden over me geroepen. Weet je dat er van mij
een necrologie in de krant heeft gestaan toen we stopten met het programma? Alsof ik dood was! Als je dat op je 23ste meemaakt, hakt het er nog veel harder in dan wanneer je wat ouder bent.”
Robert: “Ik ging op een gegeven moment met een petje ver over mijn hoofd getrokken naar de supermarkt. Hoefde ik tenminste met veel minder mensen oogcontact te hebben. Ik wilde gewoon momenten van rust hebben. Dat ik met m’n gezin ben verhuisd naar Spanje heeft daar ook mee te maken gehad.”
Tijs: “Dat herken ik. Als ik iets stoms had gedaan tijdens een uitzending deed ik de volgende dag liever geen boodschappen. Mensen beginnen tegen je te praten en daar heb je dan even helemaal geen zin in. Het is zo belangrijk dat je mensen om je heen hebt van wie je weet: wat ik ook doe, ze houden sowieso van me.”
Van een topsporter is bekend dat het gezin ook offers moet brengen. Maar hoe is dat bij een presentator die dagelijks met z’n hoofd op tv is?
“In de tijd van Knevel & Van den Brink was het niet handig om kleine kinderen te hebben. Ik moest tot ’s avonds laat werken en als ik uit bed kwam, waren de kinderen alweer naar school. Ik heb destijds vast laten leggen dat ik dat leven maar een aantal weken per jaar wilde leiden, vind het uiteindelijk belangrijker om een goede vader te zijn dan een goede presentator. Hoe doe jíj dat met het gezin?”
Robert: “Ik ben natuurlijk veel van huis, maar er zijn ook weken dat ik Daisy en onze kinderen Anne van vijf en Bram van twee dagelijks zie. Ik breng Anne vaak naar school en daarna ga ik trainen. Morgen ga ik bijvoorbeeld naar haar school, geef ik een spreekbeurt. Het onderwerp is transport en ik vertel dan wat over fietsen, terwijl mijn Spaans nog niet zo heel goed is.”
Tijs: “Maar hoe doe je dat als je weg bent?” Robert: “Dan probeer ik dagelijks te skypen, zo krijg ik wel alles mee wat er thuis gebeurt. Ik probeer het gezin heel erg bij mijn leven te betrekken. In april was ik twee weken op hoogtestage in Andorra. De kinderen hadden toen paasvakantie en zijn een paar dagen met me mee geweest.”
Tijs nodigde Robert in het najaar van 2015 uit voor zijn radioprogramma Dit Is De Dag. Hij zat in een spagaat. Aan de ene kant is hij een objectieve journalist, maar tegelijkertijd kreeg hij iemand tegenover zich van wie hij fan is.
Tijs: “Ik heb voor één keer een uitzondering gemaakt, vertelde aan het begin van de uitzending dat ik supporter ben van Robert. Ik vond dat ik het vooraf moest benoemen. Ik merkte dat mensen het niet erg vonden dat ik enthousiast was en een keer wat minder kritisch.”
Robert: “Niet alles hoeft een scherp randje te hebben, toch?”
Jij vertelde in die uitzending dat je geen fan bent van het geven van interviews.
“Ik heb er geen probleem mee om over mezelf te praten, heb eigenlijk ook overal wel een mening over. Maar er was een tijd dat die media-aandacht van mij helemaal niet meer hoefde. De laatste jaren is iedereen veel positiever over me geworden en dan is het ook niet zo erg om m’n verhaal te doen. Misschien komt dat ook doordat ik mezelf iets anders opstel.”
Tijs: “Het speelt waarschijnlijk ook mee dat je niet meer de enige Nederlandse renner bent die voor resultaten moet zorgen. Je hebt nu ook Tom Dumoulin, Steven Kruijswijk, Bauke Mollema en Wout Poels die zich laten zien in de grote ronden.”
Robert: “Dat is zeker lekker. Het Nederlandse wielrennen staat er heel goed voor, anders dan in de eerste jaren dat ik prof was. Ik vind het trouwens erg jammer dat Wilco Kelderman bij ons is weggegaan. Intrinsiek vind ik hem de beste renner die we in Nederland hebben. Ik zag het als een heel mooie kans zijn mentor te zijn, om hem dingen mee te geven en hem te ondersteunen.”
Tijs is voor zijn vak heel erg bezig met de toestand in de wereld. Let jij daarop?
“Met de oudere jongens in de ploeg voeren we daar gesprekken over. Met een Amerikaanse ploeggenoot hebben we het over Donald Trump. Er gaat ook geen dag voorbij waarop ik het journaal niet heb gezien of nieuwssites heb bezocht, maar zo ver als Tijs ga ik daar niet in. Ieder ook zijn vak, natuurlijk.”
Tijs: “Wat de situatie in de wereld betreft: ik heb mezelf ook aangeleerd om afstand te houden. De eerste oorlog die ik als journalist heel bewust meemaakte, was die in Kosovo. Ik vond het verschrikkelijk dat mensen elkaar zo naar het leven stonden, maar heb toen met mezelf afgesproken dat ik niet alles binnen kan laten komen. Dan houd je het niet vol.”
Maken jullie je zorgen over de wereld waarin jullie kinderen opgroeien?
Robert: “Natuurlijk hoop ik dat het allemaal een beetje relaxed blijft gaan. Maar wat kan ik er meer aan doen dan zorgen dat mijn vrouw en ik het goede voorbeeld proberen te geven voor onze kinderen?”
Robert: ‘Ik geloof dat er meer is, hou me er ook aan vast dat ik pa ooit nog een keer terug zal zien
Wie ervaart hoe intens Tijs het wielrennen volgt en weet hoeveel uren hij wekelijks doorbrengt op de fiets, denkt: het moet zijn droom zijn geweest om profwielrenner te worden.
“Als kind was ik ook al geïnteresseerd in wielrennen. Ik herinner me de Tour van 1981, waarin Peter Winnen doorbrak en de etappe naar Alpe d’Huez won. Ik was elf, ging altijd bij de elektronicaketen Scheer & Foppen wielrennen kijken, want thuis hadden we geen televisie. Als tiener heb ik zelf gefietst, destijds won ik de ronde door mijn geboorteplaats Nijkerk. Dat was meteen het hoogtepunt in mijn wielercarrière. In 2010 ben ik weer gaan fietsen. Toen de Giro in Amsterdam startte, werd ik gegrepen. Of aan mij een groot wielrenner verloren is gegaan… Nou, vier jaar terug heb ik een harttest laten doen en daaruit kwam naar voren dat ik qua conditie bij de beste tien procent van mijn leeftijd hoorde. Ik vroeg of ik eigenlijk wielrenner had moeten worden. ‘Nee hoor,’ antwoordde de man die de test had afgenomen. Een hele opluchting!”
Robert: “Ik volgde wielrennen als jochie niet heel fanatiek op tv, groeide op op de boerderij, was altijd bezig met de koeien of andere dingen die rond de boerderij moesten gebeuren. Aan sport deed ik niet veel. Ik heb een jaartje getennist, maar dat was niet veel. Toen ik een jaar of twaalf was, ging m’n vader fietsen. En ik besloot een keer met hem mee te gaan.”
Wielrennen wordt een katholieke sport genoemd. Hoe werd er bij de familie Van den Brink naar wielrennen gekeken?
“Mijn vader stond niet langs de kant toen ik de Ronde van Nijkerk won. En hij kwam ook niet kijken als ik op zaterdag moest voetballen. Hij zei niet letterlijk dat het met het geloof te maken had, maar ik vermoed dat hij wel een beetje bezorgd was dat ik te veel op zou gaan in de sport en te veel aan verering zou doen.”
Robert: “Ik ben Nederlands-hervormd opgevoed, ben ook gedoopt. Mijn opa en ouders waren actief in de kerk, m’n vader zat in de grondcommissie van de kerk. Mijn ouders vonden het geen probleem dat ik op zondag
ging fietsen. De liefde voor de fiets deelde ik ook met m’n vader, we fietsten geregeld samen.”
Tijs, het geloof is op dit moment een reden om elkaar de hersens in te slaan in grote delen van de wereld. Hoe kijk jij daarnaar?
“De hele opkomst van de radicale islam is voor niemand leuk. Voor moslims niet omdat zij erop worden aangekeken, maar ook niet voor christe- nen. Ik merk dat mensen steeds kritischer worden over religie in het algemeen. Dat komt doordat er op verschillende plekken in de wereld van die gekken aanslagen plegen. Ineens zijn er dan stemmen dat het bijzonder onderwijs moet worden afgeschaft, omdat ‘religie alleen maar kwaad voortbrengt’. Ik vind van niet, denk dat religie het beste en het slechtste in mensen naar boven kan halen. Voor mij is geloof een heel positieve kracht, maar ik zie ook wel dat het een katalysator kan zijn voor slecht gedrag.”
Ben jij nog gelovig, Robert?
“Ik ga niet vaak naar de kerk, maar probeer wel als een goed christen te leven. Ik geloof dat er meer is, hou me er ook aan vast dat ik pa ooit nog een keer terug zal zien.”
Tijs: “Ja? Jij verwacht je vader terug te zien?”
Robert: “Dat lijkt me wel een mooi idee. Ik wil dat graag geloven. Mijn zus en moeder hebben dat ook.”
Tijs: “Dat is toch ook een heel mooie gedachte?”
De vader van Robert overleed op 23 oktober 2010 aan de verwondingen die hij dertien dagen eerder had opgelopen tijdens een toertocht voor mountainbikers in Zuid-Limburg.
“Voor mij is deze plek ook erg beladen,” zegt Robert over het Van der Valk in Maastricht, “dit is altijd een rare plek om terug te komen. Mijn vader lag hier in Maastricht in het ziekenhuis en wij zaten toen in dit hotel.”
De dood van zijn vader, een operatie die in april 2014 noodzakelijk was om hartritmestoornissen te verhelpen, ernstige complicaties toen Daisy in verwachting was van Bram en die Robert noop- ten om in 2014 de Vuelta halsoverkop te verlaten, zijn zoontje die begin 2015 met spoed moest worden opgenomen in het ziekenhuis toen hij zes weken oud was; Robert had de laatste jaren heel wat meer aan zijn hoofd dan alleen de fiets. Zijn leven is nu in rustiger vaarwater terecht- gekomen, ook al is fysiek ongemak nooit ver weg als wielrenner. Neem de valpartij in de Ronde van Zwitserland van vorig jaar die hem zijn deelname aan de Tour kostte.
Tekst gaat verder onder de foto
Dit jaar keert hij terug in de Ronde van Frankrijk, waarin hij tijdens zijn laatste deelname, twee jaar geleden, knap zesde werd. Maar een goed klassement rijden is geen doel dit jaar, Robert gaat voor een ritzege. Want etappewinst in de Tour ontbreekt nog op zijn palmares. “Het zou mijn carrière nog wat meer glans geven als dat lukt.” In de Vuelta van vorig jaar liet Robert het klassement voor wat het was om zich volledig te focussen op etappewinst. In Spanje had de nieuwe aanpak meteen succes: hij won de koninginnenrit in de Vuelta, maar werd ook nog tweede, derde en vijfde in etappes. “Het is een andere manier van koersen dan ik gewend was. Ik heb het mezelf vanaf m’n eerste jaar als prof aangeleerd voor het klassement te rijden. Daardoor ging ik veilig denken. Ik was voortdurend bezig om geen tijd te verliezen, zat voortdurend te rekenen op de fiets. Dat vormt je als renner. Zonder die klassementsambities kan ik weer aanvallender koersen, dat vind ik veel mooier en ik heb al gemerkt dat mensen dat ook mooi vinden.”
Tijs: “In de Vuelta was je vaak mee in ontsnappingen. Is wielrennen leuker nu je het klassement los kunt laten om voor dagsucces te gaan?”
Robert: “Winnen blijft iets heel aparts, ik ben immers niet iemand die al heel vaak iets heeft gewonnen. Dat maakt het des te specialer.”
Tijs: “Beleefde je meer plezier aan de Vuelta waarin je voor ritzeges ging, dan aan de Tour van twee jaar terug waarin je zesde werd?”
Robert: “Moeilijk te vergelijken. Ik haalde ook veel voldoening uit mijn zesde plek in de Tour van twee jaar terug. Ik liep zo trots als een pauw door Parijs. Er waren er maar vijf beter dan ik.” Renners die voor ritzeges gaan in de bergen zie je geregeld de ene dag op grote achterstand binnenkomen om krachten te sparen om de vol- gende dag in de kopgroep te zitten. Het is een strategie die we van Robert deze Tour waarschijnlijk ook kunnen verwachten.
Tijs: “Kun jij dat, in de bus zitten? Dat is toch heel erg saai, man? Lijkt me erg. Al snap ik natuurlijk het doel wel.”
Robert: “Ik kijk er ook niet naar uit om in de bus te rijden. Maar het is dé manier om krachten te sparen voor de volgende dag. Trouwens, elke dag mezelf leegrijden als klassementsrenner is ook niet altijd alles. En dan komt daar nog de stress bij kijken van het rijden van een goed klassement. Het is ook wel een goede zet om voor deze aanpak te kiezen in de Tour, met het oog op de rest van het seizoen. Als je in de Tour voor het klassement gaat, ben je daarna wel even klaar. Tenminste, bij mij was dat wel elke keer het geval.”
Tijs: “O, dat is mooi. Dan ga je dus voor een ritzege in de Tour. Of twee! En dan kun je daarna in de Vuelta voor het podium gaan als klasse- mentsrenner. Kan dat?”
Robert: “Ja, dat is mogelijk. Ik denk zelfs dat de kans op een goed klassement in Spanje groter is door deze aanpak in de Tour. Maar het staat nog niet vast dat ik in de Vuelta voor het klassement zal gaan, dat moet tijdens en vlak na de Tour duidelijk worden.”
Tijs: ‘Ik wil ook nog graag de politiek in. Daarvoor moeten mijn kinderen nog wat ouder zijn’
Robert is 31, kan zich nog geen leven zonder de fiets voorstellen. Hoe zit dat bij jou, Tijs?
Tijs: “Ik weet niet of ik het werk wat ik nu doe tot m’n 65ste blijf doen. Ik heb, vergelijkbaar met Robert, in het begin van m’n journalistieke carrière al heel veel mooie dingen mogen doen. Ik heb een latenight-talkshow gepresenteerd, kreeg al op m’n 34ste die kans. De tijd van Knevel & Van den Brink is nu voorbij, ik vind m’n werk nog steeds heel erg leuk, maar ik wil zelf ook nog graag de politiek in. Daarvoor moeten mijn kinderen nog wat ouder zijn. Omdat je als je in de politiek zit helemaal niet weet wanneer je thuiskomt.”
Robert: “Ik weet nu al dat het voor mij heel moeilijk zal worden als ik geen wielrenner meer ben.”
Tijs: “In ons interview van twee jaar terug, vertelde je dat je nog wel zeven jaar door wilde.”
Robert: “Dat is niet veranderd, ik wil nog altijd door tot m’n 35 of 36ste.”
Tijs: “Mooi zo! Maar ga je tot die tijd wel weer gewoon alle informatie met mij delen op Strava?
Helden Magazine
Krijg jij geen genoeg van alle inspirerende sportverhalen? Kies het abonnement dat bij jou past én wordt abonnee. Zo ontvang je telkens de nieuwste edities op je deurmat, voordat het sportblad in de supermarkten te vinden is. Wil je een Helden Magazine cadeau doen? Het is ook mogelijk om een abonnement cadeau te doen, deze abonnementen lopen automatisch af. Daarnaast zijn de recentste exemplaren ook gemakkelijk te bestellen via onze webshop.